Winston Churchil schreef :
'If you will not fight for the right when you can easily win without bloodshed; if you will not fight when your victory will be sure and not too costly; you may come to the moment when you will have to fight with all the odds against you and only a small chance of survival. There may even be a worse case: you may have to fight when there is no hope of victory, because it is better to perish than to live as slaves.'

Als je niet bereid bent te vechten voor het juiste/het recht wanneer je makkelijk kunt winnen zonder bloedvergieten; als je niet bereid bent te vechten wanneer de overwinning zeker is en niet kostelijk; dan kan je tot op het moment komen dat je toch zal moeten vechten met alle kansen tegen je, en er slechts een kleine kans op overleven bestaat. Het kan zelfs zover komen dat je zal moeten vechten wanneer er geen hoop meer is op overwinning omdat het beter is te sterven en vergaan dan te leven als slaven."

20 april 2015

‘Hoofddoek is beste voorspeller voor moslimfundamentalisme’


http://www.parool.nl/parool/nl/266/RELIGIE/article/detail/3927647/2015/03/26/Hoofddoek-is-beste-voorspeller-voor-moslimfundamentalisme.dhtml

’Hoofddoek zeker geen emancipatiemiddel’

© anp
De hoofddoek is de beste voorspeller voor moslimfundamentalisme en verklaart waarom moslima’s minder vaak werk hebben. Dit schrijft maandblad Opzij op basis van onderzoek van hoogleraar sociologie Ruud Koopmans van het Berlijnse Centrum voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek WZB.
Koopmans deed onderzoek onder negenduizend moslims van Turkse en Marokkaanse komaf en autochtonen in België, Duitsland, Frankrijk, Nederland, Oostenrijk en Zweden. ‘Als tolerante Nederlanders zijn we geneigd te denken dat de sluier een onschuldig lapje stof is. Dat klopt niet. 55 procent van de stellen waarvan de vrouw een hoofddoek draagt, is fundamentalistisch,’ aldus Koopmans.

Al eerder bleek uit zijn onderzoek dat 45 procent van de Nederlandse moslims (man en vrouw) voldoet aan de definitie van ‘fundamentalist’. Dat percentage is onder christenen slechts 5 procent. Koopmans vindt iemand fundamentalist als die instemt met drie stellingen: ‘gelovigen moeten terug naar de wortels van hun geloof'; ‘er is maar één interpretatie van de Koran/Bijbel mogelijk'; ‘de regels van mijn geloof gaan boven de wetten van mijn land’.

77 procent van de moslimfundamentalisten vindt dat vrouwen en mannen in Nederland te vrij met elkaar omgaan. 64 procent van de mannen vindt dat vrouwen met jonge kinderen niet moeten werken. Overigens is 39 procent van de autochtone Nederlanders het hier ook mee eens.
Buitenshuis
68 procent van de fundamentalistische mannen en 61 van de fundamentalistische vrouwen vindt dat vrouwen buitenshuis een hoofddoek moeten dragen. ‘Op zich ligt dat misschien nog in de lijn der verwachtingen,’ zegt Koopmans in Opzij. ‘Maar wat me echt verbaast, is dat de grootste verschillen in antwoorden afhangen van of een vrouw een hoofddoek draagt.’ En in het geval van mannen of ze met een gesluierde vrouw getrouwd zijn.
De hoofddoek blijkt daarmee de belangrijkste voorspeller voor fundamentalisme te zijn, aldus Koopmans.

De hoofddoekdragers geven op andere vlakken ook vijandigere antwoorden. Op de stelling ‘Joden zijn niet te vertrouwen’ antwoordt 54 procent van de mannen met een gesluierde vrouw bevestigend, tegenover 26 procent zonder gesluierde vrouw.

Liefhebbers van de hoofddoek zijn vaker homohaters en staan vijandiger tegenover het Westen. ‘Ook als je corrigeert voor leeftijd en opleidingsniveau, zie je dat de hoofddoek gepaard gaat met fundamentalisme, een vijandigere houding en meer antisemitisme.’ Tegelijkertijd wijst Koopmans erop dat tegenover die 55 procent fundamentalisten ook 45 procent moslims-met-hoofddoek staat die niet fundamentalistisch zijn.
Geen emancipatiemiddel

Een hoofddoek of sluier is zeker geen emancipatiemiddel. ‘De feiten laten zien dat het al dan niet dragen van een hoofddoek, samen met opleidingsniveau, ook één van de sterkste voorspellers is van of moslima’s op de arbeidsmarkt actief zijn. En dat geldt ook voor de hoogopgeleide moslima’s die volgens de islamitische leer dankzij hun hoofddoek de arbeidsmarkt op kunnen of mogen.’

Van de Nederlandse moslima’s zonder hoofddoek is 66 procent op de arbeidsmarkt actief. Met hoofddoek is dat maar 43 procent. Van de hoogopgeleide moslima’s zonder hoofddoek is 73 procent actief op de arbeidsmarkt, met hoofddoek daalt dat tot 50 procent. Dat laatste percentage is zelfs lager dan dat onder laagopgeleide moslima’s zonder hoofddoek. ‘Dat de hoofddoek de arbeidsmarktparticipatie van moslima’s bevordert of mogelijk maakt, is dus een fabeltje. Naast een laag opleidingsniveau is de hoofddoek de belangrijkste verklaring voor de lage arbeidsmarktparticipatie van moslima’s.’

Discriminatie is geen oorzaak, want Koopmans telt werklozen op zoek naar een baan mee als ‘actief op de arbeidsmarkt’. Hoe logisch de ‘hoofddoek als emancipatiemiddel’-gedachte wellicht ook klinkt en hoezeer de sluier in individuele gevallen ook tot meer vrijheid leidt, in de regel hangt de hoofddoek samen met religieus conservatisme.

Geen opmerkingen: